Leesbaarheid:

Tamarinde Brouwers

Kinder- en jeugdpsycholoog NIP/ cognitief gedragstherapeut VGCt/ EMDR-practitioner

 

Hoe werkzaam zijn effectief bewezen interventies bij kinderen wanneer deze door zorgprofessionals in het onderwijs , wijkteams, CJG, of POH-GGZ worden uitgevoerd?



Met transitie van de jeugdzorg in 2015 zijn de gemeente verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp. Met de nadruk op preventie en laagdrempelige hulp worden er steeds vaker interventies uitgevoerd door zorgprofessionals in het onderwijs, in wijkteams, CJG of door POH-GGZ-ers. Het is echter nog onbekend in hoeverre evidence based interventies effectief zijn wanneer deze door deze groepen zorgprofessionals worden uitgevoerd. Een eerste pilotonderzoek  naar POH-GGZ-ers wijst in elke geval uit dat een goede  implementatie een complexe zaak is (Benthem, 2018). Inzicht in de effecten van de reorganisatie op de effectiviteit van de geleverde zorg is noodzakelijk.

Een van de hoofddoelen van de decentralisatie van jeugdzorg naar gemeenten was om met de inzet van lichte hulp het gebruik van dure tweedelijnszorg zo veel als mogelijk te voorkomen. Dit zou de jeugdzorg zowel kwalitatief beter als goedkoper moeten maken. Veel gemeenten zetten hulpverlenende wijkteams en praktijkondersteuners bij de huisarts in om dit beleidsdoel te realiseren.

De inzet van hulpverlenende wijkteams en praktijkondersteuners leidt vooralsnog niet tot een afname van het aantal kinderen met tweedelijnshulp. Dit is van belang voor gemeenten die op zoek zijn naar manieren om de stijgende kosten voor jeugdzorg te beheersen. (CPB notitie Wijkteams en praktijkondersteuners in de jeugdzorg,  dec 2020, L Benda, M. Diepstraten, R. van Eijkel, M. Remmerswaal). 

Echte diagnostiek

De vraag is dan ook welke inzet effectief is en een duurzaam resultaat heeft. Dat valt of staat mijn inziens met een goede analyse van de problematiek en een juiste indicering voor passend hulp. Dat vraagt meer dan een simpele, protocollaire koppeling van symptomen aan behandelingen. Er moet dus weer meer aandacht komen voor echte diagnostiek, waarbij ook gekeken wordt naar de levensgeschiedenis van een kind. Diagnostiek dus vanuit een ontwikkelingsgericht- contextuele benadering.

Tussen de 25-60% van de kinderen maakt een of meer traumatiserende gebeurtenissen mee voor zijn achttiende jaar (AACAP, 2001;Copeland et al., Costello et al., 2002; Lindauer &Boer, 2012). De Nederlandse prevalentiestudie van kindermishandeling geeft aan dat 30 tot 34% van de 1000 kinderen een vorm van kindermishandeling mee maken, dus ruim 3 procent. In een grote prevalentiestudie bleek dat ingrijpende levenservaringen vooraf waren gegaan aan de manifestatie (onset) van kinder- en jeugdpsychiatrische stoornis in 44,6% van de gevallen (Green et al., 2010) Bij meisjes in een JeugdzorgPlus-instelling is dit percentage 85% (Kroneman & Beer, 2013).

Het meemaken van negatieve levenservaringen heeft eveneens gevolgen voor de lichamelijke gezondheid. De ACE-studies (Adverse Childhood Experiences) hebben duidelijk gemaakt dat kinderen die in hun jeugd zes of meer negatieve levenservaringen hadden meegemaakt, gemiddeld 20 jaar korter leven en met veel meer lichamelijke ziektes te maken kunnen krijgen dan mensen zonder deze ervaringen (Felitti et al, 1998)

Als kinderen tijdig behandeld worden, blijft hen veel leed bespaard en wordt psychopathologie op volwassen leeftijd voorkomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de meerderheid van de kinderen met klachten als gevolg van kindermishandeling géén traumabehandeling krijgt, wat indruist tegen de internationale richtlijnen (Bicanic, de Roos, Beer, & Struik, 2015) en leidt tot hele schrijnende situaties (Ganzevles & Blok, 2015).

Vroegsignalering van trauma

Traumatisering is een zeer belangrijk aandachtsgebied. Worden trauma’s inderdaad tijdig gesignaleerd door de verschillende zorgprofessionals ? Volgt daaruit, nu ruim 5 jaar later, dan wel traumabehandeling zoals voorgeschreven volgens internationale richtlijnen? Krijgen de kinderen en jongeren de wetenschappelijk onderbouwde traumabehandelingen, namelijk traumagerichte cognitieve gedragstherapie (TF-CBT) en Eye Movement Desentization and Reprocessing therapie (EMDR)?

Los van het grote belang van juiste behandeling voor de ontwikkeling van kinderen leidt de tijdige inzet van juiste behandeling waarschijnlijk ook tot een aanzienlijke kostenbesparing op lange termijn. Het Trimbos instituut (okt 2016) onderzocht de economische kosten van kindermishandeling. Geprojecteerd op de gehele Nederlandse bevolking in de leeftijdsgroep van 18 tot 65 jaar van 10,4 miljoen volwassenen, ging het om 3,5 miljard euro voor emotionele verwaarlozing, 1,2 miljard euro voor psychische mishandeling, 915 miljoen euro door fysiek misbruik, 1,2 miljard euro voor seksueel misbruik en 4,1 miljard euro door combinaties van emotionele verwaarlozing, psychisch, lichamelijk en seksueel misbruik. Deze grote bedragen keren bovendien jaarlijks terug. Des te meer reden om er voor te zorgen dat er goed gesignaleerd wordt en er tijdig effectief bewezen interventies volgen. 

Met vertrouwen een goede toekomst tegemoet

Het is goed dat dit kennishiaat geagendeerd staat op de kennisagenda van P3NL. De voorliggende vraag is of er een goede inschatting en signalering van de problematiek plaats vindt, waarbij er dus altijd naar ingrijpende jeugdervaringen gevraagd en gekeken dient te worden. Het is belangrijk dat we weten, bij welke problematiek wat werkt, zodat kinderen en jongeren in hun kracht gezet kunnen worden en met vertrouwen een goede toekomst tegemoet kunnen gaan. Hobbels zullen er altijd zijn maar als deze (tijdelijk) te zwaar zijn om zelf over heen te komen, moeten ze, met net zo’n vanzelfsprekendheid als dat bij medische problemen het geval is, kunnen reken op goede, tijdige hulp.

 

Wil je meepraten over dit onderwerp, reageer op het verhaal van Tamarinde op LinkedIn.